Het begrip “ego” wordt vaak gebruikt in de psychologie en de psychoanalyse om het deel van de persoonlijkheid te beschrijven dat verantwoordelijk is voor het bemiddelen tussen de impulsen van het id (onbewuste driften en verlangens) en de eisen van de buitenwereld. Het ego zelf is echter geen fysiek of locatiegebonden entiteit. Het is eerder een conceptueel en theoretisch construct.
Volgens de psychoanalyse van Sigmund Freud bestaat het menselijk bewustzijn uit drie aspecten: het id, het ego en het superego. Het ego zou zich volgens Freud in de bewuste en onbewuste geest van een persoon bevinden. Het id is het onbewuste deel van de persoonlijkheid, terwijl het superego overeenkomt met het geweten en de internalisatie van maatschappelijke normen en waarden.
Het ego fungeert als een soort bemiddelaar tussen het id en het superego, en het probeert een balans te vinden tussen de verlangens van het id en de eisen van het superego, rekening houdend met de realiteit van de buitenwereld.
Hoewel het ego geen specifieke fysieke locatie heeft, wordt het geacht zich in de psychische structuur van een persoon te bevinden, waar het voortdurend werkt om de impulsen en conflicten binnen de persoonlijkheid te beheersen en te harmoniseren.